Heb jij een leuk idee ?
Stuur het dan op naar de Flevokids

Thuis
Bouwplaten
Games
Goochelen
Kaartje sturen
Kalender/thema
Kinderfilms
Kleurplaten
Knutselen
Liedjes
Plaatjes
Puzzelen
Recepten
Schminken
Strijkkralen
Traktaties
Verhalen
Wallpaper
Linken
Olympische spelen


Olympische Zomer Spelen
Rio 2016


De 28 sporten die dit jaar bij de Olympische Spelen horen zijn:
terug
1 t/m 14 sporten

15 Rugby: Twee ploegen moeten onder leiding van een scheidsrechter proberen de ovale bal achter de laatste lijn op de grond te drukken.
16 Schermen: volgens bepaalde regels een oefengevecht houden met een degen of ander blank wapen of met een stok.
17 Schieten: schoten uit vuurwapens lossen.
18 Taekwondo: Koreaanse vechtsport.
19 Tafeltennis: tennisspel dat gespeeld wordt met batjes en kleine, lichte balletjes op een speciale tafel.
20 Tennis: spel waarbij men met een racket een bal over een net naar het vak van de tegenstander speelt.
21 Triathlon: wedstrijd die bestaat uit 3,8 km zwemmen, 180 km fietsen en de marathon.
22 Voetbal: balspel voor twee ploegen van elf spelers waarbij de bal met de voeten wordt gespeeld.
23 Volleybal: Een rally begint met de opslag: een speler slaat de bal van achter de eigen achterlijn over het net en in het vak van de tegenstander. Elk team mag de bal drie keer overspelen en dan moet de bal over het net. Raakt de bal de grond op de speelhelft van de tegenstander, dan scoor je een punt. De eerste vier sets worden gespeeld naar 25 punten, de eventuele vijfde en beslissende set slechts naar 15.
24 Wielrennen: hardrijden op de fiets.
25 Worstelen: vechten volgens bepaalde regels waarbij het doel is de tegenstander met zijn beide schouders op de grond te krijgen.
26 Zeilen: zich met behulp van een zeilboot over het water voortbewegen.
27 Zwemmen: zich door bepaalde geordende bewegingen in het water drijvend houden en voortbewegen.
28 Moderne vijfkamp: zwemmen, lopen, jumping, schermen en schieten. De dag begint met het schermen. Alle atleten komen tegen elkaar uit in partijen die maximaal 1 minuut duren. Het tweede onderdeel is 200 meter zwemmen. Een tijd rond de 2.30 minuten is hier goed voor 1000 punten. Het derde onderdeel van het programma is paardrijden (jumping). Het parcours bevat 12 sprongen waaronder een dubbele en een driedubbele hindernis. Het laatste onderdeel van de dag bestaat eigenlijk uit 2 onderdelen: hardlopen en schieten.

© Flevokids