De jongen met de grote handen was weer eens lekker aan het wandelen in het bos. De zon scheen, het was mooi weer…. En kijk, daar was een klein meertje, midden in het bos!
Wel verdraaid, daar had je dat kleine poesje weer. Dit keer lag het te spartelen, midden in het meertje.
Tja, dacht de jongen, daar kan ik alweer niet bij. Toen had hij een idee. Hij schepte met zijn grote handen het water uit het meertje!
Met een paar keer scheppen lag het meertje droog. Het poesje wandelde zo over de droge bodem naar de kant, en zei dankbaar: Mauw!
Dat was ook weer opgelost! Tevreden klapte de jongen in zijn grote handen.