De langpootmug strekte zijn poten.
Hij rekte zijn vleugels.
De zon gloorde, een nieuwe dag was begonnen.
Langzaam warmde de aarde op.
Niets denkend vloog langpootmug een rondje. Hij liet zich opstijgen op de warme lucht en meevoeren door de wind.
Hij zag hoe mensen druk van A naar B gingen, met diepe nadenkfronsen op hun gezicht.
Hij zag de eerste voorjaarsbloemen die niemand zag. De eerste beginnende blaadjes aan de bomen die niemand zag.
Hij vloog een rondje om het hoofd van een eenzame glazenwasser die naar hem glimlachte, hoog op zijn ladder.
De glazenwasser was een eerlijke boerenzoon. Hij werkte hard in een zware baan met nachtdiensten om zijn gezin te onderhouden. Daarnaast maakte hij ramen schoon voor mensen, hoog op zijn zware ladder. Al zijn werk deed hij met liefde. Kwaliteit noemden mensen dat, en betaalden hem graag. De glazenwasser hield van zijn werk. Hij wilde graag dat mensen helder zagen.
Langpootmug ging voor de handen van de glazenwasser zitten.
Op het pas gewassen en gezeemde raam.
Ze keken lang naar elkaar.
En glimlachten naar elkaar.
Hier eindigt dit sprookje.
Er is niets meer dan de blauwe lucht.
En als je goed, goed kijkt zie je in de wolken misschien de glimlach van langpootmug en de glazenwasser.
Tijd om buiten te spelen.