|
|
Verhalen
304
verhalen voor peuters, kleuters en kinderen
|
Heksje keek naar buiten. Alles was donker, zelfs de maan scheen niet. Een mooie nacht om te vliegen zei heksje. Ze pakte haar bezem en riep Koosje. Met Koosje op haar schouder vloog ze hoger en hoger, de diepdonkere nacht in. |
|
|
Ze vloog een rondje om de donkere maan. Daar was een heldere ster. Koosje wees al met zijn pootje, daarheen, daarheen. Heksje zwenkte de bezem naar het heldere licht. Dat straalde op hen af, het leek wel of ze zelf licht gaven. |
Hé, wat was dat? Ze vlogen er zo doorheen, dieper en dieper in het licht. Er was niks om op te landen, ze werden omgeven door licht. De bezemsteel begon te vlammen, snel liet heksje hem los. Koosje hield ze stevig vast terwijl ze zweefden door het heldere licht. |
|
|
Koosje vond het maar eng zonder zijn vertrouwde bezem. Dat was het eigenlijk ook wel, waar zou dit eindigen? Er leek geen begin en geen einde te zijn. Daar kwam plots hun huisje voorbij zweven. Heksje greep zich vast aan de schoorsteen. Daar zaten ze dan, op het dak. Thuis, maar waar was het bos? |
Heksje riep haar reserve-bezem, die tegen het huis aanstond. Zo kwamen ze veilig beneden. Alleen gaf de grond licht en zakten hun voeten diep weg. Waar waren ze? |
|
|
Uit het licht kwam een jonge houthakker aanstappen. Ik hoorde dat u een nieuwe bezem nodig hebt? vroeg hij. Verbaasd knikte heksje. De houthakker raapte een mooie tak uit de lichtwolken en ging hem tevreden snijden. Tijd voor een kopje thee, dacht heksje. |
In het huisje blonk en glom alles zoals het nog nooit gedaan had. Heksje zette haar ketel op. Koosje sprong in de vensterbank. Vreemd volk moest je in de gaten houden vond hij, en keek uit het raam. |
|
|
Heksje bracht de houthakker een kopje thee. Waar zijn we hier, vroeg ze. Thuis, zei de houthakker, we zijn altijd thuis. Er is geen hier en daar. O juist, zei heksje. Ze was niet zo snel verbaasd, tenslotte kon ze toveren. De steel is af, zei de houthakker. Hij raapte takjes uit het licht en bond ze samen tot een mooie bos. Blij veegde heksje ermee een rondje om zichzelf. Kijk, het spatte sterretjes! Zo’n mooie bezem heb ik nog nooit gehad zei ze tevreden. |
Waar wil je wonen? vroeg de houthakker. Aan de rand van het bos aan het strand, de zee, zei heksje snel. Dat had haar altijd heerlijk geleken. Veeg maar een rondje om het huis zei de houthakker, mag ik mee? Natuurlijk mocht hij mee! Heksje trok met de nieuwe bezem zorgvuldig een rondje om het huis. Mauw zei Koosje verbaasd. Waar waren ze nu beland? |
|
|
Hij ging eerst eens een rondje lopen. Zacht ruiste de branding en ritselden de dennennaalden. Wat was het hier mooi. De houthakker begon bomen te zoeken voor de hut die hij hier wilde bouwen. Het was een mooie open plek in het bos, vlak aan zee. Heksje haalde haar toverstaf uit haar mouw en toverde overal rond het huis vingerhoedskruid. Koosje was druk in gesprek met een egel. Hallo, zei hij, ben u hier bekend? De egel bromde wat, het leek op: Welkom. Vogels zaten op elke tak. |
Toen de avond viel was de hut van de houthakker bijna af. Hij had er een hangmat voor gehangen om in te slapen. Heksje had takken gesprokkeld voor een mooi kampvuur op het strand. Samen keken ze over zee, de ruggen van dolfijnen glinsterden in het maanlicht. |
|
|
Vertel eens over de ster, vroeg heksje. De ster stond helder aan de hemel. Daar valt niks over te vertellen zei de houthakker. Hmm, die houthakker is een zwijgzaam type, dacht heksje. Tevreden staarde ze in de vlammen. |
Zo gleden de jaren voorbij, in pais en vree. Eten was er volop, het groeide overal rond het huisje. En vlakbij stroomde een helder beekje. Koosje kreeg al een grijs snuitje. Ook heksje voelde de jaren op zich drukken. Toen, op een goede nacht, pakte ze haar bezem en riep Koosje. Ze zette koers naar de heldere ster, hoger en hoger gingen ze. En niemand heeft haar ooit weergezien. |
|
|
Voor zijn hut zat de houthakker en glimlachte. Hij pakte zijn bijl en liep het bos in. En niemand heeft hem ooit weergezien. |
© the Tale Machine
© Flevokids
|
|