|
|
Verhalen
304
verhalen voor peuters, kleuters en kinderen
|
Kersenpitje op wereldreis
Misschien weet je nog dat Kersenpitje en Beukennootje droomden van een wereldreis, en dat Kersenpitje zo goed kon zeilen met Dopje? Wel, op een goede dag hadden ze een gesprek met een kraai. Kraai zou gevaarlijk zijn hadden ze gehoord, en hij keek ook wel een beetje link, maar leek toch niet veel kwaad in de zin te hebben. |
|
|
Het was herfst geweest, en winter, maar Kersenpitje en Beukennootje hadden net als hun vriendjes een warme winterslaap gehouden en nergens last van gehad in hun heerlijke nest. Nu was het prachtig voorjaar, en het kriebelde… Zou Kraai Dopje van de vijver naar het water achter de tuin willen brengen? Ja hoor, dat wilde Kraai wel. |
Beukennootje rende vast naar het water terwijl Kersenpitje snel een mandje met lekkers klaarmaakte. De rest kwam onderweg wel vond ze. Kraai had Dopje keurig aan de kant gelegd, en Beukennootje stond er al naast te springen. Avontuur, avontuur, Beukennootje was gek op avontuur. |
|
|
Ze staken van wal en zeilden niet al te ver van de kant toen ze een kikker op een plompeblad zagen. Kwaak, zei Kikker, wat is dat nu? Handig manoeuvreerde Kersenpitje Dopje tussen de plompebladeren om kennis te maken. Ze stelden zich netjes voor en hadden een leuk gesprek met Kikker. Kikker vertelde over zwemmen en duiken, of zij dat ook konden? |
Dat wisten Beukennootje en Kersenpitje eigenlijk niet. Kikker deed het voor, en voorzichtig probeerden Kersenpitje en Beukennootje het ook eens. Het was niet moeilijk vonden ze, maar ze klommen toch al snel terug op het plompeblad. Het water was nog veel te koud vonden ze. Gauw hun warme kleertjes weer aan! |
|
|
Ze namen afscheid en zeilden verder. Beukennootje hing over de rand van Dopje, hij zag daar iets. Grote schaduwen bewogen onder hen. Wat zou dat zijn? Oh, misschien zijn dat vissen, zei Kersenpitje, daar moet je voor uitkijken. Daar had je er al één, een grote kop stak boven water! |
Wat een schrik. Maar de Vis keek wel vriendelijk? Kersenpitje legde Dopje stil. Hallo, zei Vis. Ik wilde even kijken wat jullie waren, zoiets heb ik nog nooit gezien. Een lang gesprek werd het niet, want Vis kon maar kort boven water zijn, vertelde hij. Hij leefde onder water. Zal ik jullie naar de overkant brengen? Vroeg hij. |
|
|
Voor Beukennootje en Kersenpitje nee konden zeggen tilde hij Dopje al op zijn brede rug en met een wilde vaart bracht hij hen fluks naar de andere kant van de sloot. Met een klap kwam Dopje weer op het water terecht. Een beetje witjes bedankten Beukennootje en Kersenpitje Vis, die weer snel onder water verdween. |
Misschien moeten we hier dan maar even aanleggen, zei Beukennootje. Kersenpitje wilde eigenlijk verder zeilen, maar deed wat Beukennootje zei. Vlakbij hoorden ze gepiep, en Beukennootje wilde meteen op onderzoek uit. |
|
|
In het hoge gras lag moeder Eend met haar jongen lekker in het zonnetje te soezen. De jongen rommelden wat rond en hadden Kersenpitje en Beukennootje nog niet in de gaten. Beetje groot, vond Kersenpitje. Maar ach, eigenlijk waren alle dieren erg vriendelijk, dus laten we maar gaan kennismaken, zei ze. |
Het begon te regenen met grote spatten. Moeder Eend zag hen en riep hen. Kom maar gauw schuilen, zei ze. Gauw kropen Kersenpitje en Beukennootje onder haar grote vleugels. Ze vertelden moeder Eend van Dopje en hun wereldreis, en moeder Eend vertelde van de sloot. Die was heel, heel groot, zeker als je zo klein was als Kersenpitje en Beukennootje, zei ze. |
|
|
Toen het droog was namen ze afscheid. Moeder Eend kwam nog even kijken naar Dopje, samen met de nieuwsgierige jongen. Goede reis, riep ze. Kersenpitje en Beukennootje zetten hun reis voort, dagen zwierven ze rond. Als de nacht viel legden ze aan en sliepen in de hangmatjes die Beukennootje vlocht. |
Toen, op een dag, gebeurde er iets verschrikkelijks. Kersenpitje en Beukennootje hadden even aangelegd op een mooi plekje, toen de aarde begon te dreunen. Iets heel, heel erg groots wierp een enorme schaduw. Een grote hand pakte Dopje uit het water en nam het mee! |
|
|
Kersenpitje en Beukennootje wisten niet wat te doen zonder Dopje. Laag over het water vloog een Zwaluw voorbij, ze riepen hem. Geduldig luisterde Zwaluw naar hen. Dat was denk ik het kind van de boomgaard, zei hij wijs. Ja, dat zal wel, maar wat moesten ze nu doen? Kon Zwaluw hen terugbrengen naar hun nest? |
Dat wilde Zwaluw wel, als ze goed uitlegden waar het nest was. Helemaal precies wisten Kersenpitje en Beukennootje dat niet meer, maar Zwaluw zou wel een paar rondjes vliegen, zei hij. Hoog op de rug van Zwaluw vlogen ze over de sloot terug, overal zoekend naar herkenningspunten. |
|
|
Gelukkig was de potscherf toch nog snel teruggevonden, en dankbaar stapten Kersenpitje en Beukennootje af. Dankjewel, lieve Zwaluw, zeiden ze. Veilig thuis, en alles was er nog. Dat was dan het einde van onze wereldreis Kersenpitje, zei Beukennootje. Maar wat een avontuur! Wat hadden ze veel gezien. |
Toch was Beukennootje wel een beetje verdrietig om Dopje. Mismoedig liep hij naar de vijver, en wat hij toen zag! Daar dreef Dopje! Hoe kon dat nu? Hij wachtte tot Dopje tegen de kant dobberde in de zachte wind, en liefkozend aaide hij haar gangboord. Hoe kom jij nu hier, vroeg hij Dopje. Maar Dopje kon niet vertellen dat het kind van de boomgaard haar gewoon mee naar huis had genomen en in de vijver had gelegd. |
|
|
Beukennootje legde Dopje weer stevig vast, en liep blij fluitend naar het nest om Kersenpitje het goede nieuws te vertellen. Eind goed, al goed, zei Kersenpitje tevreden. Dit is het einde van dit sprookje. Misschien beleven Kersenpitje en Beukennootje nog meer, maar dat is een ander verhaal. Voor vannacht lekker slapen! |
© the Tale Machine
boven
|
© Flevokids
|